Carla Hoetink is van huis uit politiek historica. Ze studeerde Politieke Geschiedenis in Nijmegen, promoveerde daar ook, en werkte er als docent. Totdat ze tegen een vacature aanliep bij het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen in Groningen. Sinds 1 december 2024 is ze er directeur. In haar eigen woorden: ‘Er zijn maar twee instituten in Nederland die speciaal zijn ingesteld voor de bestudering van politiek en democratie in Nederland: het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis aan de Radboud Universiteit, en het DNPP in Groningen. Mijn nieuwe rol biedt me de kans om me in te zetten als wetenschapper, maar ook om vanuit een wat meer maatschappelijke functie bij te dragen aan kennis over politieke partijen en het functioneren van de vertegenwoordigende democratie. Onderzoek te doen, maar ook anderen in staat te stellen dat te kunnen doen. En een brug te slaan tussen wetenschappelijke expertise en de praktijk: in contacten met de partijen zelf, en met de overheid.’
We spraken haar, over heden, verleden en toekomst van de democratie in Nederland – en de rol die daarin was en is weggelegd voor belangenbehartiging.
‘Daar valt zoveel over te zeggen! Als je met de afstand van een historicus kijkt, dan ben je geneigd om patronen en ontwikkelingen te zoeken. De geschiedenis ontrolt zich vaak golfbewegingen. We kunnen periodes van verbinding en ogenschijnlijke stabiliteit aanwijzen, en periodes met een sterke neiging tot polarisatie in politiek en samenleving. In zo’n fase van polarisatie gaat het om tegenstellingen zoeken, strijd leveren op persoon en inhoud, met een politieke sfeer die heel dicht op de samenleving zit, of wil zitten. In zo’n periode zitten we nu, maar we zagen dat bijvoorbeeld ook in de jaren 70 en jaren tussen de twee wereldoorlogen. Vaak zie je dat zo’n periode uitmondt in een conflict of uitbarsting, waarna de politiek weer op zoek gaat naar nieuwe samenhang.’
‘Het is de vraag hoe lang die polarisatie nu aanhoudt. Het speelt in alle Westerse democratieën, en het einde lijkt nog niet in zicht. Vaak is er een katalysator voor dit soort processen. In het verleden wakkerden bijvoorbeeld industrialisatie en werkloosheid maatschappelijke tegenstellingen aan; nu zijn dat nieuwe media en een technologische revolutie.’
‘Je zou het demissionaire kabinet kunnen zien als een afronding van de periode-Fortuyn. De vervolmaking van wat hij op de agenda heeft willen zetten. Wat er nu komt is onduidelijk, maar ik verwacht niet dat we zomaar weer een omzwenking naar consensusgedreven politiek gaan krijgen.’
U pleit voor ‘conservatieve tegenkracht’ als onderdeel van democratische vitaliteit. Wat bedoelt u hiermee?
‘In 2018 verscheen How Democracies Die, van Daniel Ziblatt en Steven Levitsky. Zij stellen daarin dat democratieën door de geschiedenis heen nooit ineenstortten door grootschalige revolutie, maar altijd door geleidelijke ondermijning van waarden en instituties. Ziblatt schreef al eerder een misschien nog wel boeiender boek, Conservative Parties and the Birth of Democracy. Sinds de jaren 70 zijn we, zeker ook in Nederland, geneigd te denken dat democratische ontwikkeling in handen ligt van progressieve mensen; mensen die de rechten van burgers willen versterken. Ziblatt stelt echter: het zijn de conservatieven die al sinds de 19e eeuw een sleutelrol vervullen, omdat zij de hervormingsdrang in goede banen willen leiden. Als ze dat goed deden, voorkwamen ze revoluties en grootschalig maatschappelijk geweld. Ze omarmden democratie, om revolutionaire krachten in te dammen. En om hun eigen belangen te kunnen blijven dienen.’
‘Conservatieve partijen zijn evident nooit voortrekkers geweest van vernieuwing, maar wel altijd leidend geweest in het kanaliseren ervan. Daarom is er nu ook zoveel aandacht voor ‘de terugkeer van het politieke midden’. In Nederland is het midden overwegend gematigd behoudend – centrumrechts, zoals het vaak wordt genoemd. Kiezers die verder naar rechts zijn opgeschoven, worden niet door links teruggehaald; de sleutel ligt bij het behoudende midden. Als dat weigert een sleutelrol te spelen, kan het heel verkeerd gaan – dat is de waarschuwing in het boek van Ziblatt. Het normaliseren en faciliteren van radicale standpunten om populistisch-radicale partijen de wind uit de zeilen te nemen, of de neiging daartoe, kan ervoor zorgen dat je het potentieel van zulke partijen alleen maar groter maakt. De kiezers gaan vervolgens toch voor het origineel – zeker als je dat salonfähig hebt gemaakt. En dan maak je mogelijk wat je eigenlijk dacht tegen te gaan. Als conservatieve partijen zich te veel laten leiden door het idee dat ze in de slipstream mee kunnen gaan, gaat het mis. Je zou dat ‘korte-termijnconservatieven’ kunnen noemen.’
‘De democratie is niet tot stand gekomen vanuit een grand design, gerealiseerd op een moment van groots politiek inzicht. De ontwikkeling van de democratie is een verhaal van touwtrekken tussen progressieven en conservatieven, met als resultaat een democratie-met-de-rem-erop: geen absolute volkssoevereiniteit, maar een sterk gereguleerd stelsel waarin burgers op gezette momenten het laatste woord hebben. En dat is niet zonder betekenis: het heeft voorkomen dat radicalisme de overhand kreeg. Wij hebben 100 jaar algemeen kiesrecht in 2019 terecht gevierd als triomf van voorvechters van democratisering, gelijke burgerrechten, arbeiders- en vrouwenemancipatie. Maar we moeten daarbij ook opmerken dat de realisatie hiervan aan conservatieven te danken is, die het algemeen kiesrecht voor alle volwassen burgers in de vorm van een representatieve democratie hebben gegoten met een evenredigheidsstelsel. Dat was ook uit machtsbehoud én uit angst voor de massapartijen, die anders veel te veel invloed zouden krijgen.’
Welke historische voorbeelden van lobby/belangenbehartiging zijn voor u herinneringswaardig?
‘De Lockheed-affaire is een memorabel, maar niet zo fraai voorbeeld. Maar verder… historici hebben nog steeds een blinde vlek voor de geschiedenis van lobby en belangenbehartiging in Nederland. Er is wel de nodige kennis van belangenbehartiging in de tijd van de Republiek op lokaal en centraal niveau, bij de Staten-Generaal. Maar over de moderne geschiedenis van lobby is nog veel minder uitgezocht. We hebben lang volgehouden dat lobby in Nederland niet zo’n sterk ontwikkelde praktijk was, in vergelijking met elders en in het Europees Parlement, maar daar valt heus nog wel wat meer over te zeggen. Zo’n boek moet nog een keer geschreven worden vind ik.’
‘Wat in zo’n boek in elk geval aan bod zou moeten komen, is dat belangenbehartiging in Nederland lang minder goed zichtbaar is geweest door het sterk verzuilde politieke landschap. Lobby vond in feite binnen partijen plaats. Jarenlang hadden de grote partijen ‘kwaliteitszetels’, zoals dat bij de katholieken heette: op de kandidatenlijst waren enkele plaatsen gereserveerd voor vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en sectoren – voor belangenbehartigers, dus. Vooral de KVP heeft dat lang volgehouden; zij streefden er bijvoorbeeld altijd naar om een vertegenwoordiger van de landbouw en van het onderwijs in hun fractie te hebben, en uiteraard ook een priester. Dat waren mensen die met een been stonden in de sector waar ze uit voortkwamen, als voorzitter of secretaris van een bond of raad, en met een been in de politiek.’
‘Dit systeem werd tot in de jaren in de lucht gehouden; lobby was op die manier als het ware geïnternaliseerd en gekanaliseerd. Als de zuilen afbrokkelen en partijen hun vaste achterban beginnen kwijt te raken, verandert dat. In die fase ontstaan er ook nieuwe partijen, one issue-partijen of belangenpartijen. Partijen als de Nieuwe Middenstandspartij en de Boerenpartij, en veel later de Ouderenpartij, de Partij voor de Dieren. Zij zijn in feite een politieke emancipatie van kiezers die partij wilden kiezen voor een meer bepaald, specifiek belang.’
‘Rond dezelfde tijd werd het Tweede Kamerlidmaatschap steeds meer een fulltime beroep: steeds minder Kamerleden hadden naast hun vertegenwoordigende rol aan het Binnenhof nog een baan of positie in de samenleving. Daarmee begon de grond onder de praktijk van belangenvertegenwoordiging via kieslijsten weg te vallen. Kamerleden hadden steeds vaker een achtergrond in de partij, en niet in belangenorganisaties. Die Kamerleden moesten dus op een andere manier aan hun informatie komen, en benaderd worden. Dat is het begin geweest van de professionele lobby.’
‘De BVPA zou een promotieplaats in moeten stellen om hier eens goed onderzoek naar te doen! Lobbyland van Ariejan Korteweg is alvast een goed begin.’
Op welke wijze kunnen lobbyisten putten uit de politieke geschiedenis als bron en kompas?
‘Sowieso denk ik dat grondige kennis van de wordingsgeschiedenis van beleid – waarom zijn keuzes gemaakt zoals ze zijn gemaakt en in welke context is dat gebeurd – cruciaal is. Dat helpt je te begrijpen waar we nu staan, en de argumenten te wegen waarom we nu juist wel of niet iets zouden moeten doen. Goed begrip van de geschiedenis kan dus een kompas zijn om te sturen naar de toekomst.’
‘Met alle kritiek die je kunt hebben op de tijd dat Nederland een verzuild landschap had: er was wel een brede acceptatie dat alle smaken van de samenleving in de politiek vertegenwoordigd waren. Die pluraliteit, veelstemmigheid, is iets waar ook een transparante lobby aan kan bijdragen. Politici en beleidsmakers kunnen namelijk veel beter duidelijk maken dat ze echt nastreven om vanuit verschillende windrichtingen geluiden op te vangen.’
‘Dat is iets anders dan zeggen te luisteren naar de kiezer of – populistisch – te weten wat ‘het volk’ wil. Juist door dat voor te wenden, schep je de verwachting dat het wel even geregeld wordt. De burger voelt zich even gehoord, maar vervolgens des te meer bedrogen, of op zijn minst in zijn verwachtingen teleurgesteld. Democratie moet niet worden uitgelegd als ‘u vraagt, wij draaien’, als een vorm van consumeren. Te veronderstellen dat democratie moet ‘leveren’, is een recept voor teleurstelling. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat de overheid niet op hardhorendheid of op uitblijvende resultaten mag worden aangesproken. Het helpt niet als regering en Tweede Kamer Ombudsman-adviezen naast zich neerleggen. ‘Om ervoor te zorgen dat alle belangen gehoord worden, heeft ook lobby een rol. Het is aan de politiek om daarbij de pluraliteit te bewaken.’
U bent nu ruim een half jaar directeur, wat zijn de voornaamste doelen van het DNPP voor de toekomst?
‘Er is lang gezegd dat politieke partijen op weg zijn naar hun laatste rustplaats. Dat ze niet meer van deze tijd zijn. Ik zie ze als onmisbaar voor onze vertegenwoordigende democratie. Vanuit DNPP doen we onderzoek en praten we mee over de toekomst van politieke partijen, en proberen we zoveel mogelijk informatie aan te bieden en inzicht in hoe ze werken.’
‘Je hebt heel stevige, stabiele, enigszins vertraagd bewegende partijen nodig, als instituties die tijd en energie en ervaring inbrengen om de democratie kwalitatief sterk te houden. Wendbaar genoeg om maatschappelijke veranderingen op te vangen, maar stabiel genoeg om duurzaam te zijn. Met partijen die één verkiezing meedoen, groot worden en vervolgens instorten, red je het niet.’
‘Hoeveel kritiek je ook kunt hebben op hoe politieke partijen zich in de loop der tijd hebben ontwikkeld, hoe ze tegen de overheid zijn aangeschoven: het zijn in essentie maatschappelijke organisaties van en voor burgers die zich voor een bepaald wereldbeeld of een bepaald belang hard willen maken. Naar dat idee moeten we terug. Hoe kan dat anno 2025 werken? Historisch onderzoek naar de vertegenwoordigende kracht van partijen, juridisch onderzoek naar wenselijke wettelijke kaders en politicologisch en sociologisch onderzoek naar wat burgers van partijen verwachten en welke instrumenten daarbij horen: het is allemaal hard nodig, om de democratie en daarmee de rechten van burgers te versterken. Dat is uiteindelijk mijn doel.’