Het rapport van Mario Draghi over de stand van de Europese economie en wat er moet gebeuren om onze concurrentiepositie te behouden en versterken, deed de afgelopen tijd veel stof opwaaien. In Brussel lijkt het ondertussen van links tot rechts omarmd te worden. In Nederland zijn de reacties meer afwachtend. Hoe kijkt het Nederlandse bedrijfsleven hier tegenaan? We vragen het BVPA-lid Niels Back, belangenbehartiger innovatie- en industriebeleid bij FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie.
Wat is in jouw optiek de relevantie van het Draghi-rapport? Heeft hij goed werk geleverd?
‘Het rapport is ontzettend relevant en het had niet later moeten komen. Het past wat mij betreft bij een oproep die al langer en breder wordt gedaan voor versterking van de Europese concurrentiekracht – de European Round Table for Industry luidde bijvoorbeeld ook al de noodklok.’
‘Overall is er goed werk geleverd, met de juiste urgentie en met bruikbare voorstellen, ondanks een paar vraagtekens en punten van kritiek die wij ook hebben. De eerste reactie hier in Nederland ging vooral uit naar de 800 miljard euro die Draghi noemt – die is aangegrepen om het rapport terzijde te schuiven. ‘We gaan niet meer betalen’ lijkt het credo, en dat is jammer. Want als je het rapport goed leest – en dat zijn wij aan het doen – gaat het niet altijd om het geld, maar vaak ook om laaghangend fruit.’
‘Het rapport merkt bijvoorbeeld op – in de geest van het eerdere Letta-rapport – dat de EU de interne markt niet altijd op orde heeft: als je innovatieve technologie in heel Europa op de markt wilt brengen, loop je er tegenaan dat iedere lidstaat hiervoor naast Europese ook eigen nationale regels en eisen erop nahoudt. Dat kun je natuurlijk veel beter op Europees niveau regelen. En start- en scale-ups lopen er overal tegenaan dat financiering heel gefragmenteerd is geregeld, waardoor ze hun potentieel niet waar kunnen maken en we als Unie concurrentiekracht mislopen. Dit rapport doet voorstellen voor dit soort zaken. Dat hoeft allemaal niet per se kostbaar te zijn.’
‘Veel van de thema’s in het rapport hebben ook in Nederland de aandacht. Het kabinet wil bijvoorbeeld de regeldruk verminderen, en dat is goed. Maar er moet meer gebeuren. Als het om innovatiegericht aanbesteden gaat, is ons land bijvoorbeeld gekelderd van de derde naar de tiende plaats in de EU. Ook dat zorgt ervoor dat de EU het qua innovatiekracht aflegt tegen China en de VS. Dat Draghi het Horizon-budget voor innovatie dus wil verdubbelen naar €200 miljard, daar staan wij volledig achter. En ja, dat zal ook ons land geld kosten – maar dat verdienen we door de versterkte innovatiekracht van onze industrie dubbel en dwars terug.’
Verdwijnt dit rapport in een lade of gaat het echt iets veranderen?
‘Dat hangt af van de guts van de lidstaten. Het Nederlandse kabinet reageerde in eerste aanzet lauwtjes, zonder goed te kijken naar de achterliggende probleemanalyse. Terwijl die overeenkomt met wat er staat in het regeerprogramma: vergrijzing, te lage arbeidsproductiviteit, weinig dynamiek. Dat wordt ook allemaal erkend in de kabinetsreactie. Maar door in de krant te zetten ‘we gaan niet betalen’, ga je eraan voorbij dat het huidige speelveld niet gunstig is voor de Nederlandse technologische industrie. Denk bijvoorbeeld aan staatssteun: waar Duitsland en Frankrijk ervoor kiezen volop gebruik te maken van de opgerekte staatssteunkaders, doet Nederland dat niet. Duitsland en Frankrijk nemen 70% van de goedgekeurde staatssteun voor hun rekening, Nederland is goed voor 2%. Dat moet anders, zulke grootschalige investeringen moet je meer op Europees niveau regelen. En we moeten accepteren dat alle oplossingsrichtingen om dit gecoördineerder te organiseren op tafel moeten liggen. We doen in Europa ontzettend mooie uitvindingen en er is veel innovatiekracht, maar we kunnen het nog slimmer doen, kennis veel meer valoriseren en omzetten in versterking van concurrentiekracht. Het potentieel is er, maar de uitgangspositie is ongunstig als dit rapport inderdaad in een la verdwijnt. Omdat Ursula von der Leyen zelf Mario Draghi gevraagd heeft dit rapport te schrijven en je in de mission letters van Von der Leyen aan de beoogde Commissarissen veel terugziet uit het rapport, verwacht ik dit overigens niet.’
Heeft het komend jaar concrete gevolgen voor jouw activiteiten?
‘Het rapport is over het algemeen welkom, want het versterkt onze oproep om strategisch innovatie- en industriebeleid. We hebben als FME een strategische beleidsagenda gemaakt, die we hebben aangeboden aan de minister van Economische Zaken. De analyse daarin is vergelijkbaar, maar dan toegespitst op de Nederlandse context. Het rapport van Draghi is ontzettend gedetailleerd en er staan veel creatieve voorstellen in. Het ondersteunt voor een groot deel onze voorstellen, dus ik zie synergie. We nemen het mee onder de arm als we in gesprek gaan.’
Zit er licht tussen het Draghi-rapport en de Nederlandse inzet om competitief te worden?
‘Ik zie licht tussen het regeerprogramma van ons kabinet en de Miljoenennota. Ambities zijn mooi, maar hoop is nog geen plan. Er gaapt een kloof tussen de ambities en de uitwerking. Nederland investeert 2,3% van het BBP in Research en Development. Dat percentage gaat langzamerhand iets omhoog, maar is alsnog niet te vergelijken met wat andere lidstaten hebben gedaan. België investeert 3,5%, Zweden gaat naar 4%... en Finland heeft 4% zelfs verankerd in wetgeving.’
‘De vraag is dus: hoe gaan we dat opschroeven? De overheid moet meer in de samenwerkingsmodus komen, met bedrijven, financiers, wetenschap en andere overheden. Met die gezamenlijkheid kunnen we ambities omzetten in daden.’
‘Ook wij als FME hebben een verantwoordelijkheid. Wij willen een serieuze partner zijn, want het gaat om de fabrieken van de toekomst. Wij hebben een verantwoordelijkheid om technisch talent te werven, te verduurzamen en te innoveren – voor onze eigen sector, maar ook voor ons land. Zodat we mee blijven doen met de wereld.’
‘Dat het kabinet afscheid neemt van het Groeifonds helpt daarbij niet. Ja, het kabinet wil terecht meer doen met Invest-NL en stimuleert daarmee individuele innovatieve bedrijven. Maar het Groeifonds zat juist op grootschalige innovatiesamenwerking; dat is echt een ander doel. Zonder structureel budget voor innovatiesamenwerking missen we daarnaast kansen om te co-financieren uit Europese fondsen.
‘Sowieso mis ik de lange termijn. Durven we nog te dromen van de economie van de toekomst? Dat proef ik niet echt. We ontberen het strategische grote plan waartoe Draghi oproept.’
Waar zetten jullie zelf op in?
‘Wij willen de verbinding leggen tussen onze achterban en politiek en overheid, gesprekken voeren over hoe je kunt innoveren in Nederland en waar we tegenaan lopen. We willen samen aan de slag met de concrete voorstellen van Draghi, kijken hoe we die kunnen uitwerken in de Europese en Nederlandse context. Er zijn ook nog wat vraagtekens: zo focust Draghi sterk op innovatie door doorbraaktechnologieën, terwijl zowel incrementele innovatie als innovatie op doorbraaktechnologieën belangrijk zijn voor onze concurrentiepositie.’
‘We zullen duidelijk maken dat ons pijnlijke keuzes staan te wachten. Onderdeel daarvan is een andere houding richting Europa. De afdracht aan de Europese Unie verlagen, en minder investeren in innovatie en R&D helpen onze industrie niet, ons land niet en de Europese Unie niet. We zullen een nuchter, eerlijk verhaal gaan vertellen.’
Heb je nog een hartenkreet over de Nederlandse en Europese concurrentiepositie?
‘Het rapport van Draghi laat zien dat we als Europa goed zijn in innovatie. Een Australische denktank schat in dat we op de meeste sleuteltechnologieën weliswaar geen koploper zijn, maar nog wel tweede of derde. De urgentie is alleen dat China overall voorloopt. Europa heeft nu nog het potentieel om kopposities in te nemen, maar of dat lukt wordt bepaald door hoe je de komende jaren presteert op onderzoek en innovatie en daarmee hoeveel gewicht je in de geopolitieke weegschaal weet te leggen. Dat geldt onverminderd voor Nederland. Die urgentie zou mijn hartenkreet zijn.’
‘Het rapport is ontzettend relevant en het had niet later moeten komen. Het past wat mij betreft bij een oproep die al langer en breder wordt gedaan voor versterking van de Europese concurrentiekracht – de European Round Table for Industry luidde bijvoorbeeld ook al de noodklok.’
‘Overall is er goed werk geleverd, met de juiste urgentie en met bruikbare voorstellen, ondanks een paar vraagtekens en punten van kritiek die wij ook hebben. De eerste reactie hier in Nederland ging vooral uit naar de 800 miljard euro die Draghi noemt – die is aangegrepen om het rapport terzijde te schuiven. ‘We gaan niet meer betalen’ lijkt het credo, en dat is jammer. Want als je het rapport goed leest – en dat zijn wij aan het doen – gaat het niet altijd om het geld, maar vaak ook om laaghangend fruit.’
‘Het rapport merkt bijvoorbeeld op – in de geest van het eerdere Letta-rapport – dat de EU de interne markt niet altijd op orde heeft: als je innovatieve technologie in heel Europa op de markt wilt brengen, loop je er tegenaan dat iedere lidstaat hiervoor naast Europese ook eigen nationale regels en eisen erop nahoudt. Dat kun je natuurlijk veel beter op Europees niveau regelen. En start- en scale-ups lopen er overal tegenaan dat financiering heel gefragmenteerd is geregeld, waardoor ze hun potentieel niet waar kunnen maken en we als Unie concurrentiekracht mislopen. Dit rapport doet voorstellen voor dit soort zaken. Dat hoeft allemaal niet per se kostbaar te zijn.’
‘Veel van de thema’s in het rapport hebben ook in Nederland de aandacht. Het kabinet wil bijvoorbeeld de regeldruk verminderen, en dat is goed. Maar er moet meer gebeuren. Als het om innovatiegericht aanbesteden gaat, is ons land bijvoorbeeld gekelderd van de derde naar de tiende plaats in de EU. Ook dat zorgt ervoor dat de EU het qua innovatiekracht aflegt tegen China en de VS. Dat Draghi het Horizon-budget voor innovatie dus wil verdubbelen naar €200 miljard, daar staan wij volledig achter. En ja, dat zal ook ons land geld kosten – maar dat verdienen we door de versterkte innovatiekracht van onze industrie dubbel en dwars terug.’
Verdwijnt dit rapport in een lade of gaat het echt iets veranderen?
‘Dat hangt af van de guts van de lidstaten. Het Nederlandse kabinet reageerde in eerste aanzet lauwtjes, zonder goed te kijken naar de achterliggende probleemanalyse. Terwijl die overeenkomt met wat er staat in het regeerprogramma: vergrijzing, te lage arbeidsproductiviteit, weinig dynamiek. Dat wordt ook allemaal erkend in de kabinetsreactie. Maar door in de krant te zetten ‘we gaan niet betalen’, ga je eraan voorbij dat het huidige speelveld niet gunstig is voor de Nederlandse technologische industrie. Denk bijvoorbeeld aan staatssteun: waar Duitsland en Frankrijk ervoor kiezen volop gebruik te maken van de opgerekte staatssteunkaders, doet Nederland dat niet. Duitsland en Frankrijk nemen 70% van de goedgekeurde staatssteun voor hun rekening, Nederland is goed voor 2%. Dat moet anders, zulke grootschalige investeringen moet je meer op Europees niveau regelen. En we moeten accepteren dat alle oplossingsrichtingen om dit gecoördineerder te organiseren op tafel moeten liggen. We doen in Europa ontzettend mooie uitvindingen en er is veel innovatiekracht, maar we kunnen het nog slimmer doen, kennis veel meer valoriseren en omzetten in versterking van concurrentiekracht. Het potentieel is er, maar de uitgangspositie is ongunstig als dit rapport inderdaad in een la verdwijnt. Omdat Ursula von der Leyen zelf Mario Draghi gevraagd heeft dit rapport te schrijven en je in de mission letters van Von der Leyen aan de beoogde Commissarissen veel terugziet uit het rapport, verwacht ik dit overigens niet.’
Heeft het komend jaar concrete gevolgen voor jouw activiteiten?
‘Het rapport is over het algemeen welkom, want het versterkt onze oproep om strategisch innovatie- en industriebeleid. We hebben als FME een strategische beleidsagenda gemaakt, die we hebben aangeboden aan de minister van Economische Zaken. De analyse daarin is vergelijkbaar, maar dan toegespitst op de Nederlandse context. Het rapport van Draghi is ontzettend gedetailleerd en er staan veel creatieve voorstellen in. Het ondersteunt voor een groot deel onze voorstellen, dus ik zie synergie. We nemen het mee onder de arm als we in gesprek gaan.’
Zit er licht tussen het Draghi-rapport en de Nederlandse inzet om competitief te worden?
‘Ik zie licht tussen het regeerprogramma van ons kabinet en de Miljoenennota. Ambities zijn mooi, maar hoop is nog geen plan. Er gaapt een kloof tussen de ambities en de uitwerking. Nederland investeert 2,3% van het BBP in Research en Development. Dat percentage gaat langzamerhand iets omhoog, maar is alsnog niet te vergelijken met wat andere lidstaten hebben gedaan. België investeert 3,5%, Zweden gaat naar 4%... en Finland heeft 4% zelfs verankerd in wetgeving.’
‘De vraag is dus: hoe gaan we dat opschroeven? De overheid moet meer in de samenwerkingsmodus komen, met bedrijven, financiers, wetenschap en andere overheden. Met die gezamenlijkheid kunnen we ambities omzetten in daden.’
‘Ook wij als FME hebben een verantwoordelijkheid. Wij willen een serieuze partner zijn, want het gaat om de fabrieken van de toekomst. Wij hebben een verantwoordelijkheid om technisch talent te werven, te verduurzamen en te innoveren – voor onze eigen sector, maar ook voor ons land. Zodat we mee blijven doen met de wereld.’
‘Dat het kabinet afscheid neemt van het Groeifonds helpt daarbij niet. Ja, het kabinet wil terecht meer doen met Invest-NL en stimuleert daarmee individuele innovatieve bedrijven. Maar het Groeifonds zat juist op grootschalige innovatiesamenwerking; dat is echt een ander doel. Zonder structureel budget voor innovatiesamenwerking missen we daarnaast kansen om te co-financieren uit Europese fondsen.
‘Sowieso mis ik de lange termijn. Durven we nog te dromen van de economie van de toekomst? Dat proef ik niet echt. We ontberen het strategische grote plan waartoe Draghi oproept.’
Waar zetten jullie zelf op in?
‘Wij willen de verbinding leggen tussen onze achterban en politiek en overheid, gesprekken voeren over hoe je kunt innoveren in Nederland en waar we tegenaan lopen. We willen samen aan de slag met de concrete voorstellen van Draghi, kijken hoe we die kunnen uitwerken in de Europese en Nederlandse context. Er zijn ook nog wat vraagtekens: zo focust Draghi sterk op innovatie door doorbraaktechnologieën, terwijl zowel incrementele innovatie als innovatie op doorbraaktechnologieën belangrijk zijn voor onze concurrentiepositie.’
‘We zullen duidelijk maken dat ons pijnlijke keuzes staan te wachten. Onderdeel daarvan is een andere houding richting Europa. De afdracht aan de Europese Unie verlagen, en minder investeren in innovatie en R&D helpen onze industrie niet, ons land niet en de Europese Unie niet. We zullen een nuchter, eerlijk verhaal gaan vertellen.’
Heb je nog een hartenkreet over de Nederlandse en Europese concurrentiepositie?
‘Het rapport van Draghi laat zien dat we als Europa goed zijn in innovatie. Een Australische denktank schat in dat we op de meeste sleuteltechnologieën weliswaar geen koploper zijn, maar nog wel tweede of derde. De urgentie is alleen dat China overall voorloopt. Europa heeft nu nog het potentieel om kopposities in te nemen, maar of dat lukt wordt bepaald door hoe je de komende jaren presteert op onderzoek en innovatie en daarmee hoeveel gewicht je in de geopolitieke weegschaal weet te leggen. Dat geldt onverminderd voor Nederland. Die urgentie zou mijn hartenkreet zijn.’