OPINIESTUK
De Tweede Kamer is het hart van onze democratie. De plek waar alle opvattingen, al dan niet welgevallig of populair, mogen worden uitgesproken zolang dat binnen de ruime grenzen van onze grondwet valt. Daarom is het gezond om ook het democratische gehalte van het parlement zelf tegen het licht te houden. Want in de afgelopen jaren zijn de samenleving en onze beroepsgroep geconfronteerd met een aantal opmerkelijke, niet zeer democratische ontwikkelingen die serieuze vragen oproepen.
De Tweede Kamer is het hart van onze democratie. De plek waar alle opvattingen, al dan niet welgevallig of populair, mogen worden uitgesproken zolang dat binnen de ruime grenzen van onze grondwet valt. Daarom is het gezond om ook het democratische gehalte van het parlement zelf tegen het licht te houden. Want in de afgelopen jaren zijn de samenleving en onze beroepsgroep geconfronteerd met een aantal opmerkelijke, niet zeer democratische ontwikkelingen die serieuze vragen oproepen.
Allereerst de ondersteuning van de Tweede Kamerfracties. Sinds 1964 ontvangen de fracties een financiële tegemoetkoming, de zogeheten ‘fractiebijstand’, voor de meest noodzakelijke ondersteuning. Wat dit in de praktijk betekent weet iedereen: een Kamerlid heeft beschikking over één persoonlijk medewerker en deelt daarnaast een beleidsmedewerker en voorlichter met meerdere Kamerleden. Daartegenover staat een leger van ambtenaren, voorlichters, journalisten en onze geliefde beroepsgroep. Vertrekkend D66-leider Pechtold gaf (pas) na twaalf jaar Kamerlidmaatschap in zijn afscheidsinterview (2018) bij Vrij Nederland aan dat niemand in de Tweede Kamer over meer ondersteuning durft te praten. Na een onderzoeksmotie van DENK en een advies van de Commissie Remkes (met als kernboodschap: versterk de commissieondersteuning) in december 2018, lanceerde een gelegenheidscoalitie van BVPA-leden, columnisten en wetenschappers de petitie steundekamer. Daarin riepen zij, gesteund voor wetenschappers, oud-Kamerleden en voormalig bewindspersonen, de Kamer op om 10 miljoen euro te investeren in de ondersteuning van individuele Kamerleden. Mede als gevolg van deze externe oproep zagen de Jetten-gelden het politieke daglicht. Prachtig, maar het is de vraag of deze extra middelen en ondersteuning – die helaas aan de fracties in plaats van de Kamerleden zijn toegekend – voldoende is om de tegenmacht te kunnen bieden waar de Kamer zo graag en vaak over spreekt.
Petitierecht
In het voorjaar van 2020 besloot het Presidium van de Tweede Kamer in verband met de coronacrisis tot een zeer beperkt vergaderregime. Plenaire debatten, commissievergaderingen en procedurevergaderingen waren niet meer toegankelijk voor het publiek, evenmin voor lobbyisten. Ook besloot het Presidium dat het grondwettelijk recht (Art. 5 GW) kwam te vervallen. De BVPA verzocht Kamervoorzitter Arib om de wekelijkse petitieaanbieding online te faciliteren. Immers, ook het hele onderwijs en tal van sectoren waren acuut en succesvol overgeschakeld naar online colleges en virtuele dienstverlening. De Kamervoorzitter liet weten dat zij geenszins van plan was virtuele petitieaanbiedingen mogelijk te maken. De fysieke overhandiging van petities en de bijbehorende interactie met Kamerleden moest plaatsmaken voor het sturen van een e-mailtje. Dit in een tijd van crisis, waarin de samenleving piepte en kraakte, waarin juist nu voor zowel burgers als sectoren toegang tot het parlement cruciaal was en Kamerleden vanuit hun portefeuilles naarstig op zoek waren naar wat er speelde en hoe zij van betekenis konden zijn. Het ‘Njet’ van de Kamervoorzitter resulteerde in de campagne #petitierecht van de BVPA: Open State Foundation en Stichting Petities.nl. Hierdoor konden petities op dinsdag virtueel, ‘illegaal’ en dus niet formeel, alsnog aan Kamerleden worden overhandigd. Ondanks dat de Tweede Kamer na anderhalve maand alsnog besloot virtuele petitieaanbiedingen mogelijk te maken, blijft de vraag overeind waarom het oudste democratische instrument, het 15e-eeuwse petitierecht, niet van meet af aan serieus is genomen door het kloppend hart van onze democratie.
Toegankelijkheid en dedain
In diezelfde periode was ook het online volgen van Procedurevergaderingen (PV) niet mogelijk; dat voorrecht was alleen voorbehouden aan journalisten. Ondanks het stoffige imago van deze vergaderingen zijn het belangrijke momenten voor de Kamerleden en onze beroepsgroep om procedurele verzoeken te doen. Ook het verzoek iedereen in staat te stellen deze vergaderingen online te volgen kreeg nul op het rekest, want: “u stelt zichzelf op gelijke voet met journalisten, en dat is niet het geval”. Het dedain spatte hiervan af; alsof het behartigen van belangen van de horeca, de verplegers en alle sectoren die gebruikmaken van hun recht om toegang te hebben tot de democratie, een inferieure en betekenisloze bezigheid is. Want lobbyisten deugen niet. Ténzij je voor Greenpeace of Bill Gates lobbyt en je in het juiste straatje past. Want: dan ben je eigenlijk geen lobbyist. Past zo’n geïsoleerde houding wel bij het hart van onze democratie?
Wat betreft de toegang tot de Tweede Kamer; het is wonderlijk dat carnaval recentelijk doorgang mocht vinden, de voetbalstadia en poppodia alweer stampvol zitten, maar dat de Tweede Kamer tot afgelopen week vasthield aan het stringente toegangsbeleid; commissievergaderingen waren twee jaar lang niet toegankelijk en voor plenaire debatten was aanmelding vooraf vereist. Tegelijkertijd werd alle oud-parlementariërs wél gevraagd hun vaste toegangspas (Kamerpas) in te leveren. Vanuit de veiligheidsbril is dit geen rare gedachte, maar het past in het patroon dat ontstaat van een zichzelf isolerende Tweede Kamer. Ook de lobbyisten die een ‘Kamerpas’ hebben, kregen restricties opgelegd; alleen de publieke ruimten zijn toegankelijk in plaats van dat onbeperkte toegang wordt gegeven tot de fractiekamers. Een prima oplossing voor een niet bestaand probleem, tenzij iemand ooit heeft gehoord dat een lobbyist ongevraagd een werkkamer van een Kamerlid heeft betreden.
Demonstratierecht
Tot slot is er een ander grondwettelijk recht dat letterlijk niet de plek krijgt dat het verdient: het grondwettelijk demonstratierecht. Voor de ‘tijdelijke’ verhuizing naar B67 vonden demonstraties plaats op het Plein, tenzij de omvang van de demonstratie dat niet toeliet. In het oog en bij ‘het oor’ van de leden van de Tweede Kamer. Net als met petities wordt er soms wat lacherig gesproken over demonstraties of demonstranten, terwijl het wel dégelijk een effectief middel kan zijn om een issue te agenderen. Zo verzorgden in 2014 zo’n duizend Aziatische koks op het Plein een ‘culinaire demonstratie’. Er werd sushi gerold, gewokt, gegeten en gesproken met tal van Kamerleden. Dat deden zij, omdat toenmalig minister Asscher een wet (de Wet Arbeid Vreemdelingen) door de Kamer loodste die erin voorzag dat Aziatische restaurants geen koks meer uit Azië mochten aantrekken. Tijdens de demonstratie poogde minister Asscher ongemerkt het Kamergebouw in te sluipen, zonder in gesprek te gaan met de demonstrerende koks, die passende spandoeken met daarop de teksten ‘Geen TWV, geen saté’ en ’Niet mokken, lekker wokken’ omhoog hielden. Kort daarop was de minister toch in gesprek met de talrijk aanwezige koks, wat resulteerde in voorpaginanieuws en uiteindelijk tot het zogeheten ‘wokakkoord’.
Een dergelijk positief verloop is niet meer mogelijk, want tot en met 2026 kan er niet voor de Tweede Kamer worden gedemonstreerd. Dat kan wél aan de zijkant van het gebouw, naast de autoweg, op een groenstrook schuin tegenover de Tweede Kamer en op de Koekamp. Het Presidium heeft tussen het verhuisbesluit in 2014 en de verhuizing in 2021 kennelijk geen gewicht toegekend aan en rekening gehouden met het demonstratierecht. Schriftelijke vragen (naar aanleiding van dit interview bij de NieuwsBV) aan de toenmalige minister van BZK werden afgedaan met: dat is de verantwoordelijkheid van de Gemeente Den Haag. Navraag leerde dat de Gemeente Den Haag al eerder door het Presidium van de Tweede Kamer is verzocht het Plein als ‘veiligheidsrisiciogebied’ te bestempelen. Als burgemeester Van Zanen dat verzoek had ingewilligd, was ook het Plein op verzoek van de Tweede Kamer een uitzonderingsgebied voor het grondwettelijke demonstratiegebied geweest. Gelukkig kunnen we in 2026 weer voluit van dat recht gebruikmaken.
Wellicht kan de Commissie voor de Werkwijze eens nadenken over hoe de Tweede Kamer zich in de toekomst wilt verhouden tot de buitenwereld, de samenleving. Zowel richting het publiek als naar professionele stakeholders.
Oliver van Loo en Paul Burm
Petitierecht
In het voorjaar van 2020 besloot het Presidium van de Tweede Kamer in verband met de coronacrisis tot een zeer beperkt vergaderregime. Plenaire debatten, commissievergaderingen en procedurevergaderingen waren niet meer toegankelijk voor het publiek, evenmin voor lobbyisten. Ook besloot het Presidium dat het grondwettelijk recht (Art. 5 GW) kwam te vervallen. De BVPA verzocht Kamervoorzitter Arib om de wekelijkse petitieaanbieding online te faciliteren. Immers, ook het hele onderwijs en tal van sectoren waren acuut en succesvol overgeschakeld naar online colleges en virtuele dienstverlening. De Kamervoorzitter liet weten dat zij geenszins van plan was virtuele petitieaanbiedingen mogelijk te maken. De fysieke overhandiging van petities en de bijbehorende interactie met Kamerleden moest plaatsmaken voor het sturen van een e-mailtje. Dit in een tijd van crisis, waarin de samenleving piepte en kraakte, waarin juist nu voor zowel burgers als sectoren toegang tot het parlement cruciaal was en Kamerleden vanuit hun portefeuilles naarstig op zoek waren naar wat er speelde en hoe zij van betekenis konden zijn. Het ‘Njet’ van de Kamervoorzitter resulteerde in de campagne #petitierecht van de BVPA: Open State Foundation en Stichting Petities.nl. Hierdoor konden petities op dinsdag virtueel, ‘illegaal’ en dus niet formeel, alsnog aan Kamerleden worden overhandigd. Ondanks dat de Tweede Kamer na anderhalve maand alsnog besloot virtuele petitieaanbiedingen mogelijk te maken, blijft de vraag overeind waarom het oudste democratische instrument, het 15e-eeuwse petitierecht, niet van meet af aan serieus is genomen door het kloppend hart van onze democratie.
Toegankelijkheid en dedain
In diezelfde periode was ook het online volgen van Procedurevergaderingen (PV) niet mogelijk; dat voorrecht was alleen voorbehouden aan journalisten. Ondanks het stoffige imago van deze vergaderingen zijn het belangrijke momenten voor de Kamerleden en onze beroepsgroep om procedurele verzoeken te doen. Ook het verzoek iedereen in staat te stellen deze vergaderingen online te volgen kreeg nul op het rekest, want: “u stelt zichzelf op gelijke voet met journalisten, en dat is niet het geval”. Het dedain spatte hiervan af; alsof het behartigen van belangen van de horeca, de verplegers en alle sectoren die gebruikmaken van hun recht om toegang te hebben tot de democratie, een inferieure en betekenisloze bezigheid is. Want lobbyisten deugen niet. Ténzij je voor Greenpeace of Bill Gates lobbyt en je in het juiste straatje past. Want: dan ben je eigenlijk geen lobbyist. Past zo’n geïsoleerde houding wel bij het hart van onze democratie?
Wat betreft de toegang tot de Tweede Kamer; het is wonderlijk dat carnaval recentelijk doorgang mocht vinden, de voetbalstadia en poppodia alweer stampvol zitten, maar dat de Tweede Kamer tot afgelopen week vasthield aan het stringente toegangsbeleid; commissievergaderingen waren twee jaar lang niet toegankelijk en voor plenaire debatten was aanmelding vooraf vereist. Tegelijkertijd werd alle oud-parlementariërs wél gevraagd hun vaste toegangspas (Kamerpas) in te leveren. Vanuit de veiligheidsbril is dit geen rare gedachte, maar het past in het patroon dat ontstaat van een zichzelf isolerende Tweede Kamer. Ook de lobbyisten die een ‘Kamerpas’ hebben, kregen restricties opgelegd; alleen de publieke ruimten zijn toegankelijk in plaats van dat onbeperkte toegang wordt gegeven tot de fractiekamers. Een prima oplossing voor een niet bestaand probleem, tenzij iemand ooit heeft gehoord dat een lobbyist ongevraagd een werkkamer van een Kamerlid heeft betreden.
Demonstratierecht
Tot slot is er een ander grondwettelijk recht dat letterlijk niet de plek krijgt dat het verdient: het grondwettelijk demonstratierecht. Voor de ‘tijdelijke’ verhuizing naar B67 vonden demonstraties plaats op het Plein, tenzij de omvang van de demonstratie dat niet toeliet. In het oog en bij ‘het oor’ van de leden van de Tweede Kamer. Net als met petities wordt er soms wat lacherig gesproken over demonstraties of demonstranten, terwijl het wel dégelijk een effectief middel kan zijn om een issue te agenderen. Zo verzorgden in 2014 zo’n duizend Aziatische koks op het Plein een ‘culinaire demonstratie’. Er werd sushi gerold, gewokt, gegeten en gesproken met tal van Kamerleden. Dat deden zij, omdat toenmalig minister Asscher een wet (de Wet Arbeid Vreemdelingen) door de Kamer loodste die erin voorzag dat Aziatische restaurants geen koks meer uit Azië mochten aantrekken. Tijdens de demonstratie poogde minister Asscher ongemerkt het Kamergebouw in te sluipen, zonder in gesprek te gaan met de demonstrerende koks, die passende spandoeken met daarop de teksten ‘Geen TWV, geen saté’ en ’Niet mokken, lekker wokken’ omhoog hielden. Kort daarop was de minister toch in gesprek met de talrijk aanwezige koks, wat resulteerde in voorpaginanieuws en uiteindelijk tot het zogeheten ‘wokakkoord’.
Een dergelijk positief verloop is niet meer mogelijk, want tot en met 2026 kan er niet voor de Tweede Kamer worden gedemonstreerd. Dat kan wél aan de zijkant van het gebouw, naast de autoweg, op een groenstrook schuin tegenover de Tweede Kamer en op de Koekamp. Het Presidium heeft tussen het verhuisbesluit in 2014 en de verhuizing in 2021 kennelijk geen gewicht toegekend aan en rekening gehouden met het demonstratierecht. Schriftelijke vragen (naar aanleiding van dit interview bij de NieuwsBV) aan de toenmalige minister van BZK werden afgedaan met: dat is de verantwoordelijkheid van de Gemeente Den Haag. Navraag leerde dat de Gemeente Den Haag al eerder door het Presidium van de Tweede Kamer is verzocht het Plein als ‘veiligheidsrisiciogebied’ te bestempelen. Als burgemeester Van Zanen dat verzoek had ingewilligd, was ook het Plein op verzoek van de Tweede Kamer een uitzonderingsgebied voor het grondwettelijke demonstratiegebied geweest. Gelukkig kunnen we in 2026 weer voluit van dat recht gebruikmaken.
Wellicht kan de Commissie voor de Werkwijze eens nadenken over hoe de Tweede Kamer zich in de toekomst wilt verhouden tot de buitenwereld, de samenleving. Zowel richting het publiek als naar professionele stakeholders.
Oliver van Loo en Paul Burm