Blog van Arco Timmermans, Bijzonder Hoogleraar Public Affairs, Universiteit Leiden
De kabinetsformatie behoort tot de Nederlandse politieke folklore. Er is altijd die sfeer van geheimzinnigheid. Partijen laten voor de verkiezingen amper iets los over samenwerking of over onderhandelbare standpunten. Als de formatie eenmaal is begonnen, spreken betrokken partijprominenten doorgaans met meel in de mond, waarbij ze vaak een beetje triomfantelijk kijken naar de journalisten die tevergeefs vragen naar nieuws uit de vergaderkamers. Ook een weekje meivakantie met meegekregen huiswerk van de informateur is inmiddels onderdeel geworden van het formatieproces.
De kabinetsformatie behoort tot de Nederlandse politieke folklore. Er is altijd die sfeer van geheimzinnigheid. Partijen laten voor de verkiezingen amper iets los over samenwerking of over onderhandelbare standpunten. Als de formatie eenmaal is begonnen, spreken betrokken partijprominenten doorgaans met meel in de mond, waarbij ze vaak een beetje triomfantelijk kijken naar de journalisten die tevergeefs vragen naar nieuws uit de vergaderkamers. Ook een weekje meivakantie met meegekregen huiswerk van de informateur is inmiddels onderdeel geworden van het formatieproces.
Al vele decennia lang gaan kabinetsformaties gepaard met gewichtig ogende scenes en weinig zeggende boodschappen naar buiten, maar intern er is complexe politieke rekenkunde. Er zijn opeenvolgende spelrondes die leiden tot gedocumenteerde oplossingen waaraan de coalitiepartners geacht worden zich te houden. Aanstaande coalitiefracties in de Tweede Kamer lijken dan te lijden aan het syndroom van de gesloten winkel: tijdens de kabinetsformatie moet je de boodschappen doen, want erna gaat de deur op slot. Soms horen we zelfs dat kabinetten gewoon zijn uitgeregeerd, omdat ze de voornemens uit het regeerakkoord allemaal zouden hebben uitgevoerd. Het gebeurde bij Paars II in 2002, dat net voor het einde moegewerkt implodeerde en de afgelopen tijd klonk eenzelfde geluid over Rutte II, dat wel de eindstreep haalde.
Toch komt bij mij elke keer weer een sceptisch gevoel op bij al die oplopende ‘regeerakkoorts’ in de kabinetsformatie. Want wie wat beter kijkt, die ziet het elke kabinetsperiode weer gebeuren: onverwachte wendingen door binnenlandse of internationale gebeurtenissen, gelogenstraft vertrouwen in afspraken of overdreven pessimisme en bezuinigingsdrift, er is van alles waardoor de politieke agenda steeds weer overhoop wordt gehaald. De politieke agenda valt voor een deel misschien te plannen, maar voor een groot deel komt de politieke agenda tot stand door voortdurend reageren op nieuwe onderwerpen en problemen. Inmiddels is ook duidelijk gebleken dat een parlementaire meerderheid geen meegekregen garantie meer is als een kabinet van start gaat.
De politieke agenda heeft zo haar eigen dynamiek tijdens de levenscyclus van een kabinet. Die dynamiek wordt niet veroorzaakt door een onzichtbare hand, zoals economen wel denken over het zelfregelende mechanisme op de markt van vraag en aanbod. De politieke agenda van kabinetten komt tot stand door partijen die door de voortgaande stroom informatie en nieuws steeds weer calculaties maken over wat urgent is en prioriteit behoeft en wat kan wachten tot een volgende beurt. En de afgelopen jaren zijn er in de reeks van akkoorden over pensioenen, woningmarkt en energiebeleid allerlei maatschappelijke en economische stakeholders betrokken bij plannen die allemaal tijdens de rit van kabinetten werden gemaakt. Dat begon bij het pensioenakkoord met de gebruikelijke sociale partners, maar is uitgebreid tot spelers die tot dusver geen vaste plek aan de onderhandelingstafel hadden, zoals Greenpeace en Milieudefensie bij het energieakkoord.
Dit betekent nogal wat voor iedereen die professioneel invloed op de politieke agenda wil hebben. Het is niet verstandig om alle kaarten te zetten op verkiezingsprogramma’s en de kabinetsformatie. De ambtelijke voorbereidingen (voor vroege vogels) en politieke keuzemomenten (voor laatkomers) bij het nieuwe regeerakkoord bieden natuurlijk ingangen en kansen voor wie de weg weet in het circuit. Naar de achterban toe kan het scoren van een zin of bijzin in zo’n document een mooie verdienste zijn. Maar een echte strategie voor invloed op de politieke agenda betekent continu de radar afstemmen en vereist inschattingsvermogen en subliem gevoel voor timing over openende ‘windows of opportunity’. Voor de een gaat dit gepaard met brede aandacht en mediaspektakel, voor de ander met binnenroutes om zaken niet uit te hand te laten lopen. Het vereist dus voortdurend alert zijn op kansen om beleidsmakers een beetje te helpen om een oplossing te vinden bij een probleem dat op de politieke agenda verschijnt of waarvan het misschien beter is dat het juist niet daarop terecht komt.
Ik zie dus een doorzettende trend naar regeerakkoorden met een kortere houdbaarheidsdatum en, nog wat onwennig maar toch, naar verbreding van de groep belanghebbenden die tijdens de rit van kabinetten formeel en georganiseerd bij plannen wordt betrokken. De vergrote inclusiviteit is misschien ontstaan uit politieke noodzaak voor de kabinetten in de afgelopen jaren, maar het past veel beter in deze tijd dan de traditionele gesloten beleidscircuits waarbij de toegang nogal een kwestie van privilege was. Organiseer je dit niet, dan zal het zich vanzelf met veel meer confrontatie gaan opdringen. Een eerder dit jaar verschenen advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur over het regeerakkoord als startdocument past hier ook bij: geen dichtgetimmerde politieke uitvoeringsagenda voor bewindspersonen en Kamerfracties, maar plannen op hoofdlijnen die allemaal later uitgewerkt worden met meer betrokken stakeholders om met betere informatie aan de slag te gaan en er maatschappelijk draagvlak voor te krijgen.
Er valt in Nederland al veel te lezen over kabinetsformaties, regeerakkoorden en alles wat erna volgt. Van journalistieke inkijkjes en onthullende memoires tot parlementair historisch en politicologisch onderzoek. Maar wat mij opvalt, is hoe weinig we eigenlijk weten over de rol van public affairs hierbij. Wie cynisch is kan zeggen: houden zo, het gaat ook niemand wat aan. Maar laat dit nou net een onderwerp zijn waarmee ik zelf de komende tijd aan de slag ga. Hoe groot is de zekerheid dat een gescoord punt in het regeerakkoord in uitgevoerd beleid terecht komt? Hoe richt je succesvol je antenne op de dynamiek van de politieke agenda tijdens de levenscyclus van een kabinet? Welke onderwerpen zijn extra gevoelig voor zulke dynamiek, waarbij sommige zaken sneuvelen en andere juist hoog op de prioriteitenlijst terecht komen? En hoe valt er meer winst te boeken bij de trend van de politiek van akkoorden tijdens de rit van een kabinet? Het zijn vragen waarover ik met de leden van de BVPA graag in gesprek ga, op 15 mei.
Toch komt bij mij elke keer weer een sceptisch gevoel op bij al die oplopende ‘regeerakkoorts’ in de kabinetsformatie. Want wie wat beter kijkt, die ziet het elke kabinetsperiode weer gebeuren: onverwachte wendingen door binnenlandse of internationale gebeurtenissen, gelogenstraft vertrouwen in afspraken of overdreven pessimisme en bezuinigingsdrift, er is van alles waardoor de politieke agenda steeds weer overhoop wordt gehaald. De politieke agenda valt voor een deel misschien te plannen, maar voor een groot deel komt de politieke agenda tot stand door voortdurend reageren op nieuwe onderwerpen en problemen. Inmiddels is ook duidelijk gebleken dat een parlementaire meerderheid geen meegekregen garantie meer is als een kabinet van start gaat.
De politieke agenda heeft zo haar eigen dynamiek tijdens de levenscyclus van een kabinet. Die dynamiek wordt niet veroorzaakt door een onzichtbare hand, zoals economen wel denken over het zelfregelende mechanisme op de markt van vraag en aanbod. De politieke agenda van kabinetten komt tot stand door partijen die door de voortgaande stroom informatie en nieuws steeds weer calculaties maken over wat urgent is en prioriteit behoeft en wat kan wachten tot een volgende beurt. En de afgelopen jaren zijn er in de reeks van akkoorden over pensioenen, woningmarkt en energiebeleid allerlei maatschappelijke en economische stakeholders betrokken bij plannen die allemaal tijdens de rit van kabinetten werden gemaakt. Dat begon bij het pensioenakkoord met de gebruikelijke sociale partners, maar is uitgebreid tot spelers die tot dusver geen vaste plek aan de onderhandelingstafel hadden, zoals Greenpeace en Milieudefensie bij het energieakkoord.
Dit betekent nogal wat voor iedereen die professioneel invloed op de politieke agenda wil hebben. Het is niet verstandig om alle kaarten te zetten op verkiezingsprogramma’s en de kabinetsformatie. De ambtelijke voorbereidingen (voor vroege vogels) en politieke keuzemomenten (voor laatkomers) bij het nieuwe regeerakkoord bieden natuurlijk ingangen en kansen voor wie de weg weet in het circuit. Naar de achterban toe kan het scoren van een zin of bijzin in zo’n document een mooie verdienste zijn. Maar een echte strategie voor invloed op de politieke agenda betekent continu de radar afstemmen en vereist inschattingsvermogen en subliem gevoel voor timing over openende ‘windows of opportunity’. Voor de een gaat dit gepaard met brede aandacht en mediaspektakel, voor de ander met binnenroutes om zaken niet uit te hand te laten lopen. Het vereist dus voortdurend alert zijn op kansen om beleidsmakers een beetje te helpen om een oplossing te vinden bij een probleem dat op de politieke agenda verschijnt of waarvan het misschien beter is dat het juist niet daarop terecht komt.
Ik zie dus een doorzettende trend naar regeerakkoorden met een kortere houdbaarheidsdatum en, nog wat onwennig maar toch, naar verbreding van de groep belanghebbenden die tijdens de rit van kabinetten formeel en georganiseerd bij plannen wordt betrokken. De vergrote inclusiviteit is misschien ontstaan uit politieke noodzaak voor de kabinetten in de afgelopen jaren, maar het past veel beter in deze tijd dan de traditionele gesloten beleidscircuits waarbij de toegang nogal een kwestie van privilege was. Organiseer je dit niet, dan zal het zich vanzelf met veel meer confrontatie gaan opdringen. Een eerder dit jaar verschenen advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur over het regeerakkoord als startdocument past hier ook bij: geen dichtgetimmerde politieke uitvoeringsagenda voor bewindspersonen en Kamerfracties, maar plannen op hoofdlijnen die allemaal later uitgewerkt worden met meer betrokken stakeholders om met betere informatie aan de slag te gaan en er maatschappelijk draagvlak voor te krijgen.
Er valt in Nederland al veel te lezen over kabinetsformaties, regeerakkoorden en alles wat erna volgt. Van journalistieke inkijkjes en onthullende memoires tot parlementair historisch en politicologisch onderzoek. Maar wat mij opvalt, is hoe weinig we eigenlijk weten over de rol van public affairs hierbij. Wie cynisch is kan zeggen: houden zo, het gaat ook niemand wat aan. Maar laat dit nou net een onderwerp zijn waarmee ik zelf de komende tijd aan de slag ga. Hoe groot is de zekerheid dat een gescoord punt in het regeerakkoord in uitgevoerd beleid terecht komt? Hoe richt je succesvol je antenne op de dynamiek van de politieke agenda tijdens de levenscyclus van een kabinet? Welke onderwerpen zijn extra gevoelig voor zulke dynamiek, waarbij sommige zaken sneuvelen en andere juist hoog op de prioriteitenlijst terecht komen? En hoe valt er meer winst te boeken bij de trend van de politiek van akkoorden tijdens de rit van een kabinet? Het zijn vragen waarover ik met de leden van de BVPA graag in gesprek ga, op 15 mei.