Nadat in april een kritisch rapport van Transparency International over Nederland verscheen, kwamen begin mei de PvdA-kamerleden Lea Bouwmeester en Astrid Oosenburg met hun voorstel: Lobby in daglicht. Het pleit voor een lobbyparagraaf in wetgeving, het openbaar maken van agenda’s van bestuursorganisaties en toezichthouders en het invoeren van een register voor alle belangenbehartigers die het parlement bezoeken.
Als onderzoeker ben ik zeker enthousiast over dit voorstel.
Al jaren kijk ik met jaloerse blik naar mijn collega’s in het buitenland. In de VS is dankzij de Lobbying Disclosure Act van 1995 prachtig en maatschappelijk relevant onderzoek gedaan. In Duitsland heeft de Bondsdag zelfs al sinds 1974 een register voor belangenbehartigers, analyseerbaar van jaar op jaar. De EU is zoals bekend ook al een tijdje bezig met een transparantieregister en sinds 1 december afgelopen jaar worden bovendien de namen vermeld van iedereen op zakelijke audiëntie bij een Eurocommissaris en zijn kabinet. Die steeds langer wordende transparantielijsten zijn heerlijk kwantitatief onderzoeksmateriaal en als er straks paragrafen in wetgeving met lobbyvoetafdrukken voor het oprapen liggen, dan kan ik mijn geluk niet op.
Het moet gezegd: het is in Nederland van overheidswege tot nu toe wel heel laisser faire rond de public affairs. In internationaal-vergelijkend onderzoek naar regulering van lobbyen gaat het bijna nooit over ons land, want er valt vrijwel niets te melden. Intussen gaat het wel over Estland, Letland, Litouwen, Polen en Slovenië. Het ‘lobbyistenregister’ van de Tweede Kamer telt nog geen honderd namen. De ledenlijst van de BVPA is al ruim zes keer langer, al zit de crux hierbij natuurlijk niet in die lijst zelf maar in de koppeling naar de issues waarover de public affairs wordt gevoerd en de manier waarop dat gebeurt.
Maar al die registratielijsten als gegevens voor gedroomd onderzoek en parlementaire controle raken niet waar het echt om zou moeten gaan bij het in banen leiden van de belangenbehartiging in Nederland. Op zich is er niets tegen registratie, voor wie niets te verbergen heeft (en als dat wel zo is, dan heb ik er al helemaal niets op tegen). Het probleem is alleen dat voor alle drie de onderdelen van het voorstel geldt dat we ermee achter de feiten aan lopen. Registratie is één, waar het echt om gaat is dat de evenredigheid in de belangenbehartiging wordt gewaarborgd. Checks and balances. Voorkomen van structurele scheefgroei in de representatie van belangen op al die beleidsterreinen met spelers die iets in de melk te brokkelen willen hebben of tenminste hun stem laten horen. In de zich uitbreidende beroepsgroep spelen professionele waarden, ethiek en verantwoording een steeds grotere rol, binnen de BVPA is de discussie over professionalisering volop gaande. Dat is mooi, maar we hebben het nu over de rol van de overheid, en over hoe open het openbaar bestuur in Nederland eigenlijk is als het gaat om belangenbehartiging.
Wat dat betreft blijft het bij voorstellen of pogingen om het zwaar ingeklonken poldermodel van belangenbehartiging te vernieuwen vaak steken in politieke besluiteloosheid. Democratische vernieuwing gaat hier altijd uiterst schoorvoetend, regeerakkoorden zeggen er wel eens iets over maar vanuit het parlement komen zulke wenspunten zelden, als ze al niet eerder in het kabinet zelf in de kiem zijn gesmoord. Consultaties van burgers en belanghebbenden die ik vanuit de Tweede Kamer voorbij heb zien komen, geven soms een nogal twijfelachtige indruk, alsof het eigenlijk ook weer niet helemaal de bedoeling is om eraan mee te doen. En het eerdergenoemde rapport van Transparency International heeft absoluut een punt in haar kritiek op de draaideurpraktijk, met politici die zonder onderbreking een carrière move maken naar de public affairs of omgekeerd. Volgens mij zijn er maar weinigen uit dit tweerichtingsverkeer door de draaideur die lid zijn van de BVPA. Dat zou toch het minste moeten zijn.
Er is dus nog veel te winnen. Hopelijk komt dan ook de Tweede Kamer zelf in beweging, bij meerderheid wel te verstaan. Daar zijn we in Nederland aan toe, het is goed voor het waarborgen van de balans in de belangenbehartiging in Nederland en goed voor de professionalisering van public affairs, waar ook steeds meer wordt ervaren hoe belangrijk het is om organisatiebelangen en maatschappelijke belangen op een open en evenwichtige manier met elkaar te verbinden. Het is tenslotte ook nog goed voor de Tweede Kamer, die zichzelf als volksvertegenwoordiging nog steeds wijs lijkt te maken dat betere ondersteuning in de omgang met de overvloed aan informatie, bij het faciliteren van open consultatie en bij het in banen leiden van het verkeer van belangenbehartiging allemaal te veel gevraagd is. Die onderschatting is onterecht, tenminste als ze niet achter de feiten aan wil blijven lopen.
Arco Timmermans is Bijzonder Hoogleraar Public Affairs aan de Campus Den Haag, Universiteit Leiden